Koppig en eigenwijs? Echt niet!
‘Wat wil je drinken?,’ vraag ik Patries, terwijl ik terug uit de keuken loop naar de woonkamer.
‘Thee, rooibos, met honing, dat heb ik nu al drie keer gezegd. Je hoort me niet hè?’, zegt ze wat harder. Ik negeer haar opmerking, zet de waterkoker aan en ga opzoek naar de rooibosthee in de grote berg halfopen theedoosjes op het aanrecht. Als de thee eindelijk op tafel staat, en ik ook op de bank plof, weet ik eigenlijk al wat er komt; iets met een afspraak, doorverwijzing, audicien en slecht horen. En ja hoor, bingo. Binnen twee minuten. ‘Maak nou eens een afspraak met de huisarts voor die doorverwijzing, je hoort steeds slechter. Je bent gewoon eigenwijs en koppig. Daar heb je alleen jezelf mee.’
Ze heeft gelijk, ik hoor slechter. Maar eigenwijs en koppig ben ik zeker niet. Tot nu toe gaat het allemaal goed, toch? Niemand die er last van heeft dat ik de TV iets harder zet. En dat ik drukke verjaardagen of een gezellig dinertje in een restaurant tegenwoordig liever oversla, is toch heel normaal? Ik ben gewoon moe en wil uitrusten. Pfff, ik eigenwijs, echt niet. Maar ergens in mijn achterhoofd blijft haar opmerking hangen. Zoals wel vaker als iemand gelijk heeft maar je dat niet wil toegeven. Slechthorendheid, in het bijzonder progressieve slechthorendheid, komt vaker voor in mijn familie. Mijn moeder is vanaf haar jonge jaren al vertrouwd met hoortoestellen en heeft vorig jaar een Cochleair Implantaat (CI) gekregen. En haar vader, mijn opa, was ook vaste klant bij de audicien. Dus echt verbaasd ben ik niet dat ik, nu ik 32 ben, ook begin te merken dat ik mensen slechter versta.
‘Schat, ik heb gebeld. Volgende week donderdag ga ik naar de huisarts voor een doorverwijzing naar een audiologisch centrum,’ zeg ik een week later. Een week waarin ik elke dag steeds een stukje koppigheid en eigenwijsheid heb moeten laten gaan om de drempel in mijn hoofd lager te maken. Inmiddels is die drempel zo laag dat ik zelfs actie heb ondernomen. ‘Mooi’, zegt Patries, ‘En dan snel door naar de audicien voor die dingen in je oren, want ik wil gewoon weer met je kunnen praten in een restaurant of op een verjaardag.’ Ik verslik me bijna in m’n koffie. ‘De gemiddelde persoon wacht zeven jaar voordat ze überhaupt het woord audicien in de mond durven nemen, hoor. Dan ben ik nog redelijk snel,’ zeg ik terwijl ik weer naar de keuken loop om het vaatdoekje om te spoelen waarmee ik de koffie weer heb opgeveegd.
‘Ik snap het schat, maar het kan mij niet snel genoeg gaan,’ en ze draait zich weer om naar haar Netflix-serie. Ik ga weer zitten en pak m’n boek. Terwijl de letters voor mijn ogen woorden beginnen te vormen, die samen weer zinnen tevoorschijn toveren blijf ik met mijn gedachte bij die komende donderdag. ‘Ja, ik ga er wat aan doen. Ze heeft gelijk ook. Maar koppig en eigenwijs ben ik niet. Echt niet.’
Bert Platell (32 jaar) is getrouwd met Patries en woont in Rotterdam. Hij werkt als redacteur in Bilthoven en wordt op vrij jonge leeftijd geconfronteerd met slechthorendheid en alle zaken die daarbij horen. In de komende weken doet hij verslag van zijn eigen tocht door de wereld van audiologische centra en audiciens.