Column: In Uganda – Thuissituatie
Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de scholen in Uganda dicht gingen. En dus heb ik ook onze sponsorkinderen al die tijd niet gezien. Hoewel het aantal gevallen van Corona langzaam stijgt, zijn de maatregelen de laatste maanden soepeler geworden. Zo is het ook weer wat makkelijker om met het openbaar vervoer te gaan. Het is weliswaar dubbel zo duur geworden – de busjes mogen maar 50% passagiers meenemen – maar er worden geen woekerprijzen meer gerekend. En dus is het de hoogste tijd om eens op bezoek te gaan bij een aantal sponsorkinderen.
Samen met mijn vriend ging ik op bezoek bij een jongen uit P5 (vergelijkbaar met groep 7). Hij woont bij zijn oma. Het is fijn dat mijn vriend mee is, want de oma spreekt geen Engels. Dat wisten we al, door de telefoongesprekken die we hebben gevoerd toen we hen geld hebben gestuurd.
Achterop een brommer komen we vlakbij het huis. We zien nog niet waar we moeten zijn, dus belt mijn vriend nog een keer met oma. We blijken goed te zitten. De jongen komt aanlopen. We moeten nog een stukje de straat inlopen, dan zijn we er. In de straat is een aantal mannen aan het werk. Het blijkt dat we er alleen langs mogen als we geld geven. Dat hoor ik pas achteraf, gelukkig. Ik denk in zo’n geval al snel dat ze geld van mij als mzungu (blanke) willen. Maar dit blijkt heel vaak te gebeuren. Wordt er aan een project in de omgeving gewerkt, dan geeft iedereen die langskomt iets. Zo betaal je er als buurt samen aan.
Ons sponsorkind wist niet dat we langs zouden komen. Dat kon ook niet anders; zijn oma kent geen gebarentaal. Als ze iets tegen hem wil zeggen, praat ze tegen hem. Hij moet dan maar raden wat ze bedoelt. De communicatie gaat dan ook niet verder dan simpele opdrachten als het aangeven van een bord of glas. Maar oma vertelt dat de jongen altijd goed meehelpt thuis.
Als ik hem vraag naar de communicatie, vertelt hij dat er regelmatig een jongeman op een brommer langskomt, die ook doof is. Met hem kan hij communiceren. Gelukkig maar, toch nog iemand met wie hij zo nu en dan echt in contact kan zijn. Er is een foto van zijn moeder. Die is twee jaar geleden overleden. Sindsdien woont hij bij zijn oma, in dit huisje, dat van haar broer is. Oma maakt zich zorgen, want haar broer is ziek. Wat als hij komt te overlijden en zijn kinderen dit huis opeisen? Waar moet ze dan naar toe? De vader van de jongen is niet in beeld.
We worden zeer gastvrij ontvangen en krijgen zelfs een warme maaltijd voorgeschoteld. Luwombo, dat is kip met groenten in een blad van de bananenboom, met een bord vol rijst. Oma vraagt zich nog af of ik niet liever op de grond wil zitten. Het is voor oudere, traditionele vrouwen gebruikelijk om op de grond te eten. M’n vriend zegt dat ik echt wel comfortabel ben op de bank. Oma eet zelf terwijl ze op de grond zit. Pas later gaat ze weer op haar stoel zitten.
We hadden voor hen nog een tas met cadeautjes meegenomen: frisdrank, suiker, rijst, koekjes, etc. Maar ook wij worden verrast met een cadeau. We krijgen een mooie traditionele mat mee. Ik ben er heel blij mee; ik had er altijd nog eens een willen kopen. En dat blijft toch altijd weer bijzonder: ik kan hier veel voor een ander betekenen, maar zij geven mij ook steeds weer zoveel terug. Voor deze jongen kunnen we niet alles veranderen. Zolang de scholen niet open gaan, zit hij nog thuis, met de beperkte communicatie. Maar we hebben deze familie een mooie dag bezorgd. En de mannen die aan de weg werken? Die hebben het er nog over: er kwam een mzungu bij de dove jongen op bezoek!
Mijn naam is Famke (Nakimuli) Wildeman, 40 jaar, en tolk Nederlandse Gebarentaal. Sinds de zomer van 2016 woon ik in Uganda. Ik werk daar als vrijwilliger op een dovenschool, Uganda School for the Deaf in Ntinda, in de hoofdstad Kampala. Ik geef les en ik zoek sponsors voor kinderen uit armere gezinnen. Ook onderhoud ik contacten met de tolken Gebarentaal. Zie voor meer info over mijn stichting Signs of Hope: www.signsofhope.nl / www.facebook.com/signsofhope.nl
Reacties