Uitstervende gebarentaal op Bali heeft veel te vertellen
Bengkala is een dorpje op Bali waar, door overerving, relatief veel mensen doof zijn. Daardoor heeft zich er een gebarentaal ontwikkeld die goed is ingeburgerd: 55 procent van de bijna 3000 bewoners beheerst de gebarentaal Kata Kolok.
Momenteel wonen er ongeveer 50 doven in Bengkala: 1,6 procent van de bevolking. (Ter vergelijking: gemiddeld wonen in Indonesië 0,1 procent doven.) In het verleden waren dat er meer; zij en hun naasten gebruiken de gebarentaal Kata Kolok al vijf generaties lang, als enige of tweede taal. Inmiddels is het wel een uitstervende taal: steeds meer doven gebruiken de Indonesische gebarentaal, om ook met dove mensen van buiten het dorp te kunnen communiceren.
Honderd uur video
Connie de Vos heeft als eerste taalwetenschapper het Kata Kolok uitgebreid bestudeerd. Ze keek met name naar het gebruik van ruimte: de vormgeving van wijsgebaren, het gebruik van de ruimte om het lichaam heen en: hoe maak je ruimtelijke relaties tussen objecten duidelijk. Kleine nuances in gebaren kunnen grote betekenisverschillen inhouden – om er achter te komen wat wat is, heeft De Vos, die het Kata Kolok intussen zelf ook goed beheerst, ruim honderd uur spontane conversatie op video opgenomen en bestudeerd.
Anders dan andere (gebaren)talen
Een opmerkelijke ontdekking was dat ruimtelijke relaties in Kata Kolok uitgedrukt worden in windrichtingen en niet in termen als links of rechts. Bijvoorbeeld: Waar staat het mannetje ten opzichte van de boom? Ten oosten, ten westen enzovoort. De Vos: 'Alle gebarentalen, voor zover tot nu toe bekend, duiden ruimtelijke relaties relatief aan: met links en rechts in plaats van oost en west. Het is dus opvallend, dat Kata Kolok-gebaarders blijkbaar een intern kompas hebben waarmee ze de positie in de ruimte continu registreren.'
Ruimte en tijd
Het Kata Kolok gebruikt ruimte ook abstract. Zo wijst het gebaar voor 'buitenland' niet naar een willekeurige plek in de verte, maar naar het vroegere vliegveld – ook al is dat al jaren verdwenen. Ook tijdsrelaties worden op bijzonder manier uitgedrukt: in plaats van werkwoorden in de verleden of toekomende tijd te zetten , is er een abstracte aanduiding van 'ooit'. De context maakt duidelijk of daarmee verleden of toekomst bedoeld wordt. De ons zo vertrouwde metafoor voor 'het verleden ligt achter je', of 'de toekomst ligt nog voor ons', bestaat niet in Kata Kolok. In plaats daarvan hebben ze een tijdslijn gebaseerd op de zon:de ochtend wordt aangeduid met een exact wijsgebaar naar het oosten, de avond met een verwijzing naar het westen, en recht omhoog wijzen is dus: midden op de dag.
Fascinerend
Een gebarentaal als Kata Kolok in kaart brengen, dat is sowieso mooi werk omdat taalvariatie fascinerend is, aldus De Vos. 'Zeker als een taal ook zicht geeft op een ander wereldbeeld dan het onze, dat wij vaak vanzelfsprekend vinden. Daarnaast geeft onderzoek naar taal en denken en hoe zich dat ontwikkelt, inzicht in de plasticiteit van ons brein. Het is ook bijzonder dat horende kinderen in het dorp als vanzelf gebarentaal leren, in aanvulling op het gesproken Balinees, en er is nog weinig over deze vorm van tweetaligheid bekend. Toch laat een eerste fonologische studie zien dat deze kinderen goed leren spreken en er alleen maar baat bij hebben om spelenderwijs te leren gebaren met hun dove dorpsgenootjes.' Kortom: hoe klein, obscuur en verdwijnend het Kata Kolok ook is, 'deze bijzondere gebarengemeenschap en unieke gebarentaal hebben ons veel te vertellen.'
Bekijk hier een filmpje dat de Franse tv maakte over Kata Kolok:
Promotie
Connie de Vos bestudeerde de taal en constateerde opvallende afwijkingen van andere gebarentalen. Op 6 november 2012 promoveert ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Workshop
Op woensdag 7 november 2012 vindt aan de Universiteit Leiden de workshop ‘Rural signing varieties: social dynamics and linguistic structure’ (Dorpsgebarentalen: sociale processen en taalstructuur) plaats. De workshop wordt georganiseerd door het Leiden University Centre for Linguistics (LUCL) en het Max Planck Institute for Psycholinguistics (MPI, Nijmegen).
Reacties