Links- of rechtshandig gebaren, is er verschil?
Dat het vaak voor de betekenis niet uitmaakt of je een gebaar maakt met je linker- of rechterhand wisten we al. Maar hoe zit het met de voorkeurshand tijdens het gebaren?
Taalkundige Onno Crasborn is werkzaam aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, maar is ook afgestudeerd tolk Nederlandse Gebarentaal. Crasborn is linkshandig en heeft, samen met zijn promovenda Anna Sáfár, onderzoek gedaan naar linkshandige gebarentaalgebruikers. Is er een verband tussen taal en handvoorkeur?
'Mij is altijd verteld dat het niets uitmaakt of je nou met je linker- of rechterhand gebaart', aldus Crasborn in het NRC van 28 november jl. 'Ik ben linkshandig en heb van veel dove gebarentaaldocenten les gehad. Iedereen zei altijd dat ik me niets hoefde aan te trekken van welke hand wat deed.'
Crasborn en Sáfár ontdekten dat het soms wel degelijk uitmaakt met welke hand je een gebaar maakt. Sterker nog, het gebeurt voortdurend dat gebarentaalgebruikers wisselen van hand. In het ene geval blijft een hand langer in de ruimte staan en houdt een gebaar vast als het ware, terwijl de andere hand de zin afmaakt of zelfs met een nieuwe zin begint. In het andere geval wordt de tweede hand gebruikt om iets of iemand een plaats te geven in de ruimte. Crasborn gebruikt de zin: 'Dan gaat mijn moeder naar school', met de ene hand, 'maar ik blijf lekker thuis', met de andere hand.
De ontwikkeling van taal zit in onze linker hersenhelft, die de rechterhand aanstuurt. Als je linkshandig bent maak je voor 90% de gebaren met je linkerhand. De linkerhand is dan de voorkeurshand. Voor rechtshandigen is dit omgekeerd. 90% van de gebaren wordt gemaakt met de rechterhand.
Tot slot vraagt Safar zich af waarom de taalontwikkeling eigenlijk in de linkerhersenhelft zit, en niet rechts. En hoe zich dat ontwikkeld heeft. Is dat ook meteen nauw verbonden aan de handvoorkeur tijdens gebarentaal?
Reacties