Doofheid wordt een keuze
Doof is doof, zei de wetenschap tot voor kort. Maar gentherapie bij marmotten laat zien dat er toch hoop is. Het is de zoveelste revolutie op rij in de gehoorwetenschap. Nog niet zo lang geleden hadden gehoorwetenschappers een wat saai beroep. Hoe het oor werkt, was goeddeels uitgezocht.
Maar tot technieken om doven te genezen leidde die kennis niet. Doof- en slechthorendheid ontstaat meestal in het fragiele binnenoor (Latijn: cochlea), waar ongeveer vijftienduizend trilhaartjes geluidstrillingen omzetten in elektronische signaaltjes die via een zenuw naar de hersenen gaan. Door erfelijke afwijkingen, ziekten of overbelasting (te luide beatmuziek) kunnen die trilhaartjes kapot gaan waardoor het gehoor afneemt. Onherstelbaar. Tenminste, dat laatste was altijd de aanname. Maar in de gehoorwetenschap hebben de laatste jaren opmerkelijke ontwikkelingen plaats. Zo lieten onderzoekers in Boston ruim een jaar geleden in het laboratorium trilhaartjes groeien uit embryonale stamcellen van muizen, in de verwachting dat ze dan weer kunnen horen.
En het – vorige week verschenen – maartnummer van Nature Medicine beschrijft weer een heel andere methode om nieuwe trilhaartjes te kweken: via gentherapie. Wetenschappers van de Universiteit van Michigan `hingen` een speciaal gen (Atoh1 of Math1) aan een onschuldig virus en injecteerden dit in de oren van dove marmotten. Van het Atoh1-gen is bekend dat het in embryo`s de ontwikkeling van haarcellen coördineert.
Het experiment slaagde boven verwachting goed. Na ongeveer vier weken begonnen er in het binnenoor weer haarcellen te groeien, zelfs op plekken waar wetenschappers dat voor onmogelijk hadden gehouden. En na acht weken begonnen de marmotten weer te horen. Uiteindelijk kregen ze vijftig tot tachtig procent van een normaal marmottengehoor terug.
Er is nog een lange weg te gaan voordat we mensen op deze manier nieuwe trilhaartjes in hun binnenoor kunnen geven, tempert onderzoeksleider Yehoash Raphael de euforie. Maar een doorbraak is het wel, beaamt Jan de Laat, hoofd van het Audiologisch Centrum van de Universiteit Leiden. `Een decennium geleden hield iedereen deze ontwikkelingen voor onmogelijk.`
Als de technieken bij mensen aanslaan – sommigen verwachten dit al over tien of vijftien jaar – sterft doofheid wellicht langzaam uit. Een eerste stap daartoe is overigens al gezet met de introductie van een andere revolutionaire vinding: het cochleair implantaat. Deze ongeveer twintig operatief aangebrachte elektroden nemen de functie van de trilhaartjes over, en zetten geluidstrillingen om in elektrische signalen. Doven kunnen daardoor weer redelijk horen, zij het dat geluiden wel worden misvormd.
Sinds 1985 is er in Nederland mee geëxperimenteerd, en sinds vier jaar worden de implantaten op grote schaal bij doven aangebracht. De paar honderd dove kinderen die jaarlijks in Nederland worden geboren, krijgen als hun ouders instemmen (sommige ouders weigeren principieel) na hun eerste verjaardag zo`n implantaat, leren daardoor vrij goed spreken en verstaan, en kunnen volgens De Laat vaak naar gewone scholen.
Bron: Intermediair nr. 8. Auteur: Kees Versluis
Reacties