De vijf grootste misverstanden over gebarentaal
Sinds oktober 2020 is de Nederlandse Gebarentaal (NGT) officieel erkend. Dit betekent onder andere dat belangrijke overheidsinformatie – zoals bijvoorbeeld een persconferentie over de nieuwste coronamaatregelen – moeten worden vertaald in NGT. ‘Je kunt zo’n persconferentie toch ook gewoon ondertitelen?’ vroeg één van onze lezers laatst. Dat lijkt logisch, maar dat is het niet.
Over de Nederlandse Gebarentaal, en over de mensen die deze taal als moedertaal hebben, bestaan nog altijd veel misverstanden. In dit artikel zetten we de vijf grootste misverstanden over gebarentaal voor je op een rij.
Gebarentaal is universeel
We horen het regelmatig: ‘Gebarentaal is toch over de hele wereld hetzelfde?’ Dit klopt niet. Het is ook eigenlijk best een gekke aanname, want het geldt ook niet voor gesproken talen. Elk land, en zelfs elke afzonderlijke regio, heeft zijn eigen taal en zijn eigen dialect. Is (gesproken) Nederlands je moedertaal, dan kun je niet vanzelfsprekend iemand uit Spanje begrijpen.
Hetzelfde geldt voor gebarentalen. Ook deze worden, net als gesproken talen, op een natuurlijke manier gevormd door de personen die deze talen gebruiken. Er bestaan rond de 150 verschillende gebarentalen. Hoewel er dus niet één gebarentaal is die alle doven op de wereld gebruiken, komt het toch vaak voor dat doven uit verschillende landen vrij goed met elkaar kunnen communiceren. Hoe dat zit legt hoogleraar Onno Crasborn (Radboud Universiteit) uit, samen met tolk Irma Sluis, in een online college van de Universiteit van Nederland.
NGT is een vertaling van gesproken Nederlands
Zoals je hierboven kunt lezen, is de Nederlandse Gebarentaal (NGT) een eigen, op zichzelf staande taal. NGT is onafhankelijk van het gesproken Nederlands gevormd, door de gebruikers ervan binnen de dovengemeenschap. Het is dus geen vertaling van het gesproken Nederlands. NGT heeft een eigen woordenschat en een eigen grammatica, met andere regels dan in het gesproken Nederlands. Zo is bijvoorbeeld de woordvolgorde heel anders; vraagwoorden staan in NGT achteraan in de zin, in plaats van vooraan. Daarnaast kent NGT ook geen lidwoorden. ‘Het boek’, ‘de boom’ en ‘een auto’ in gesproken taal, zijn dus ‘boek’, ‘boom’ en ‘auto’ in gebarentaal.
Hoe zit het met ondertiteling?
In de discussie rondom het toegankelijk maken van televisieprogamma’s door middel van een gebarentolk, wordt door horende personen vaak het argument gebruikt: ‘Maar je kunt alle programma’s toch gewoon ondertitelen?’ Dat ligt dus gecompliceerder dan gedacht, doordat geschreven Nederlands en NGT een andere grammatica hebben. Dove personen die NGT als moedertaal hebben, hebben niet van nature de taalregels van het gesproken/geschreven Nederlands verworven. Bovendien is het leren van geschreven Nederlands extra lastig voor deze personen, omdat het leren lezen en schrijven gebaseerd is op de link tussen klanken en letters/woorden. Anders gezegd: je moet kunnen horen om te leren lezen en schrijven. Dat maakt het begrijpen van geschreven taal – zoals ondertiteling – extra moeilijk als je doof bent.
Ondertiteling is daardoor geen volwaardige oplossing om een televisieprogramma – of bijvoorbeeld een toespraak van premier Rutte – toegankelijk te maken. Vandaar dat de erkenning van de Nederlandse Gebarentaal voor de dovengemeenschap zo belangrijk is. Dit zorgt er namelijk voor dat doven in Nederland nu officieel het recht hebben om belangrijke informatie in hun eigen taal te ontvangen.
Gebarentalen hebben een beperkte woordenschat
In eerste instantie lijkt het misschien alsof NGT een kleinere woordenschat heeft dan het gesproken Nederlands. Toch is de taal even veelomvattend als een gesproken taal. Zo gebruikt de NGT naast handgebaren nog een aantal andere elementen om zich te uiten, zoals mimiek, mondbeeld, handvorm en beweegrichting. Zelfs de plaats van een gebaar in de ruimte (in ‘de lucht’) zorgt voor nuances die niet-gebarentaalvaardige personen vaak niet meteen meekrijgen. Voor woorden die nuances of gradaties aangeven (zoals ‘redelijk’ of ‘heel erg!’) zijn er in NGT weinig gebaren, maar hiervoor wordt het lichaam en de mimiek gebruikt. Je kunt het vergelijken met het verschil tussen verschillende (gesproken) talen in de wereld. Er bestaan talen met een heel beperkte woordenschat en hele complexe grammaticastructuren. Omgekeerd kan ook; zo hebben de inuït (Eskimovolk in Groenland en Canada) zo’n 300 verschillende aanduidingen voor sneeuw. Op deze manier zit ook de cultuur in het taalgebruik van een bepaalde groep verweven.
Wanneer je een gebarentaal als tweede taal verwerft, duurt het altijd even voordat je je in deze taal even goed kunt uitdrukken als in je moedertaal. Datzelfde geldt voor het leren van (gesproken) Spaans of Duits als tweede taal; als de taal niet je moedertaal is, zal je in het begin altijd meer moeite hebben om in die taal precies te zeggen wat je bedoelt. Dit ligt niet aan de beperkingen van de taal, maar aan degene die de taal gebruikt.
Gebarentaal is er alleen voor dove mensen
Niet waar, ook mensen met een taalontwikkelingsstoornis of verstandelijke beperking zijn (soms) gebruikers van deze taal. Vaker gebruiken deze personen echter een verwant taalsysteem, zoals NmG. NmG staat voor Nederlands met Gebaren. Bij NmG blijft men gewoon Nederlands praten en worden de belangrijkste woorden ondersteund met gebaren. Met NmG maak je het gesproken Nederlands visueel.
Nederlands met Gebaren is dus niet hetzelfde als Nederlandse Gebarentaal. De Nederlandse Gebarentaal wordt vooral gebruikt door mensen die doof zijn geboren. Mensen die op latere leeftijd doof zijn geworden geven vaak de voorkeur aan Nederlands met Gebaren.
Een tolk gebarentaal is er alleen voor dove mensen
Nee, een tolk is er óók voor horende personen die geen gebarentaal beheersen. Een tolk gebarentaal zorgt ervoor dat dove en horende mensen elkaar kunnen begrijpen. Communicatie gaat tenslotte twee kanten op.
Heb jij ook wel eens te maken met misverstanden rondom gebarentaal? Deel ze met ons! Samen kunnen we ervoor zorgen dat we elkaar beter begrijpen.
Reacties
Nu wordt het tijd om het woord “gebarentolk” te vervangen voor “tolk Gebarentaal”. De communicatie gaat tenslotte 2 kanten op! Bovendien benadrukt die naam de taal, net als “tolk Spaans” en niet “Spaanse woorden-tolk”. Kwestie van jezelf serieus nemen!
Hallo Maite, bedankt voor je reactie. De term gebarentolk is, net als tolk gebarentaal, een correcte term voor dit beroep. Wat je zegt geldt wél voor de term ‘doventolk’, deze benadrukt de groep mensen die gebruik maken van een tolk, in plaats van de taal waar het om draait.
interessant, wel lijkt me nuttig ook wat te melden over liplezen, dat voor een deel van (vooral) oudere doven zowel onderling als in contact met horenden belangrijker is dan gebarentaal, bijvoorbeeld als ze op Effatha hebben gezeten en niet in Michielsgestel.
Ondertiteling is wel het eerste hulpmiddel, maar dus niet voor deze specifieke groep doven. Het is voor verbaal taalvaardige doven en slechthorenden (op de speciale scholen horen beide Nederlandse basistalen onderwezen te worden, vanaf het eerste schooljaar), voor mensen die problemen met geluid hebben (bv hyperacusis), voor mensen die snel overprikkeld raken en dus liever het geluid afzetten, voor anderstaligen die Nederlands in de praktijk toegepast willen leren, etc.
De televisies worden steeds groter, dus er kan meer ruimte voor hulp- en informatie gereserveerd worden. Op Amerikaanse tv-uitzendingen via Youtube zie ik vaak dikke balken met allerlei nutteloze tekst van de zender, waar men dáár aan gewend zal zijn. Omdat wij dat niet hebben, kunnen er op die plaats dus gewoon ondertiteling en een gebarentaalvakje onderaan geplaatst worden.
De beschrijving in de tekst doet me afvragen hoe het zit met de eerste gebarentaal-vertolkingen. Ik herinner me de troonrede met een vierkantje waarin een streng hoofd en handen zichtbaar waren. Was dat voldoende?