Column: CI-generatie… CI-teams en het onderwijs (deel 3)
In het eerste deel heb ik het gehad over de voor- en nadelen van CI, identiteit babygebarentaal, CI in het nieuws en de toekomst. In het tweede deel ging het over de CI-identiteit. In dit derde deel zal het gaan over gebarentaal, CI-teams en de invloed van CI op het tweetalig onderwijs.
Door Judith Vogels
Gebarentaal, ouders en identiteit
In Nederland zijn er acht CI-teams, verbonden aan acht universitaire ziekenhuizen. Ouders zijn vrij om een CI-team te kiezen. De CI-teams verschillen van elkaar op bepaalde punten, zoals hun visie t.o.v. gebarentaal. Veel artsen zijn tegen gebarentaal, want ze vinden dat je zo snel mogelijk moet beginnen op het Nederlands te richten. OPCI is van mening dat gebarentaal goed is voor dove kinderen en dat ze het aangeleerd moeten krijgen vanaf de geboorte. NGT is een voorbereiding voor het CI, waardoor de overgang beter zal gaan. Als je geen gebarentaal aanleert, duurt het heel lang voordat de kinderen gewend zijn aan de CI en klanken kan onderscheiden.
Twee columns geleden heb ik het gehad over babygebarentaal en dat het goed is voor horende en dove kinderen.
Bij een kind begint eerst de motoriek en dan pas de spraakontwikkeling. Een kind kan eerder zichzelf omrollen, zitten, kruipen en lopen voordat hij tweewoordszinnen kan zeggen. Dus als je eerst gebaren aanleert, dan is je kind eerder bezig met taal. Hij zal daardoor een voorsprong hebben op kinderen die geen babygebaren hebben geleerd.
Gebarentaal en dovencultuur lijken niet belangrijk, maar een kind die geen sterke identiteit heeft komt nergens. Ik zie vaak dat dove jongeren met een CI -die opgegroeid zijn zonder gebarentaal en dovencultuur- met zichzelf in de knoop komen. Ze vragen zich af of ze later horend worden, of ze wel auto mogen rijden enz.
Dove kinderen en jongeren met een CI hebben dan later meer kans op psychische problemen. Op mijn werk hoor ik dat steeds vaker. Het is zo`n zonde, want het gaat om de identiteit van je kind. Hij moet zich goed voelen en met iedereen goed kunnen communiceren in het gezin.
Dove en slechthorende kinderen hebben twee identiteiten. Een `dove` die op gebarentaal gericht is en een `horende` die op het Nederlands gericht is. Door alleen te richten op de `horende` identiteit, ontken je het dove deel van het kind. Je moet ook op die kant richten, want de gevolgen kunnen groot zijn zoals identiteits- en acceptatieproblemen. Het acceptatieproces duurt lang, je kunt het beter voorkomen dan genezen.
Een of twee CI`s genezen de doofheid niet, ze maskeren het alleen.
Als ouders vertelt worden dat ze het beste gebarentaal kunnen leren voor hun kind, doen ze het vaak wel. Maar de motivatie houdt vaak na een tijdje op, als ze zien dat de spraak- en taalontwikkeling van hun kind vooruit gaat.
Sommige ouders willen meer leren en meer informatie krijgen. Op internet kun je veel vinden, maar niet voor alle onderwerpen, zoals bijvoorbeeld het identiteit. Er is soms een enorm gat aan informatie en soms zie je door de bomen het bos niet meer.
Je hebt vier gebarentaalcursussen voor ouders. Maar wat als je daarmee klaar bent? Hoe leer je nog meer gebaren? Vaak streeft je kind je voorbij als hij op een dovenschool zit. Hoe kun je dan je kind bijhouden? Er zijn niet genoeg gebarencursussen. Gebarentaal is een jonge taal, daarom zijn we nu nog bezig met cursussen ontwikkelen.
Voor de ouders is er in de toekomst hoop, maar wat moeten ze nu doen om hun gebaren blijven oefenen? Zoveel mogelijk met andere ouders van dove kinderen oefenen, zelf gebaren opzoeken op gebarencentrum.nl, naar activiteiten gaan voor dove kinderen, naar dovencampings gaan, voorstellingen voor dove kinderen, films met gebarentaaltolken, veel gebaren met dove volwassenen en je kan ook naar gebarencafés gaan.
Er zijn veel activiteiten voor dove kinderen, maar zijn er ook specifieke activiteiten voor de ouders? Volgens mij is daar nog een gat in de markt.
CI-teams
In het CI-team van Leiden zitten: kno-artsen, audiologen, logopedisten/hoortherapeuten, klinisch linguïst, psycholoog/orthopedagoog, maatschappelijk werker, een aantal technici en wetenschappelijk medewerkers. Bij de revalidatie van kinderen wordt nauw samengewerkt met de regionale gezinsbegeleidingsdiensten
Ik vind het vreemd dat er geen gebarentaaldocenten en ervaringsdeskundigen in de CI-teams zitten. Het is juist goed voor dove jongeren/volwassenen en horende ouders van dove kinderen dat ze weten waar ze aan beginnen. Ook moet het belang van gebarentaal kenbaar worden gemaakt. De ziekenhuizen zijn de eerste schakels waar een horende ouder met hun doof kind naartoe kan. Ze moeten wel alle kanten van de CI en de bijbehorende identiteit laten zien.
Maar aan de andere kant moeten de beslissingen van de ouders ook gerespecteerd worden als ze alles weten over de CI. Je ziet vaak dat de omgeving ermee gaat bemoeien. Het wel of niet nemen van een C,I is een grote beslissing waar goed over nagedacht moet worden. De medische mallemolen kan een zware en vermoeiende tijd zijn. Eerst krijg je uitgebreide onderzoeken, dan de operatie, dan moet je weken herstellen en dan zeker 1-2 jaar revalideren. Hoewel we het beste voor hebben met iedereen, is het niet goed altijd je mening op te dringen.
Gebarentaal, NmG en dovenonderwijs
Gebarentaal was vanaf 1880 verboden op dovenscholen. Vanaf 1975 begonnen sommige dovenscholen onderwijs te geven in NmG. En vanaf 1995 werd tweetalig onderwijs (NGT/Nederlands) voor doven ingevoerd.
Gebarentaal is een jonge taal die zich razendsnel ontwikkelt. Omdat er vijf dialecten waren voor gebarentaal -wat niet bevorderlijk is voor de erkenning van gebarentaal- hebben ze de gebaren gestandaardiseerd. Alle dovenscholen en gebarencursussen bieden de gestandaardiseerde gebaren aan.
Het belang van gebarentaal als moedertaal voor dove kinderen werd vroeger al duidelijk gemaakt. Iedereen kan pas een tweede taal goed leren als je een moedertaal hebt. Het Nederlands is een tweede taal voor het dove kind, want het is niet auditief toegankelijk voor doven, waardoor het leren ervan veel moeilijker is. Op de dovenscholen wordt veel gebarentaal aangeboden in de kleuterklassen. Als ze een goede basis van gebarentaal hebben, kunnen ze daarna het Nederlands goed leren.
Maar nu hebben meer en meer dove kinderen een CI waardoor er meer Nederlands wordt aangeboden. Als gevolg dat er minder gebarentaal gebruikt wordt en meer NmG.
NmG is geen taal maar een systeem. Het is gesproken Nederlands wat ondersteund wordt met gebaren. Maar niet alle woorden hebben een gebaar. Lidwoorden worden niet gebaard, gebaren voor voorzetsels zijn afhankelijk van de context en hebben geen vast gebaar.
Met deze kennis, betekent het dat je niet alle woorden goed kunt ondersteunen voor het CI-kind. Hij krijgt daardoor minder informatie binnen. Doordat er nu meer wordt gericht op NmG, krijg je dubbele halftaligheid. Het Nederlands en de gebarentaal beheersen ze allebei maar voor de helft.
En wat wil je liever? Gebarentaal als moedertaal die ze goed beheerst en waardoor ze het Nederlands goed kan leren, of dat ze twee talen maar voor de helft leert en een achterstand zal opbouwen? Je kan vanuit het NmG niet goed Nederlands leren.
We hebben vroeger hard gevochten voor gebarentaal en hebben eindelijk tweetalig onderwijs. Maar door de komst van de CI is gebarentaal minder belangrijk geworden. De tweetaligheid van toen is niet meer hetzelfde. Hoe zal het in de toekomst gaan, als er betere technologie is?
Het niveau van de dovenscholen is ook onder de maat.
Door de CI gaan meer en meer dove kinderen naar het reguliere of het slechthorende onderwijs. Dit zorgt ervoor dat de dovenscholen meer ambulant moeten gaan behandelen.
Op de dovenscholen veranderd langzaam de doelgroep. Er komen meer dove kinderen die extra problemen hebben zoals leer- en gedragsproblemen, autisten en meervoudige handicaps.
Tijdens mijn stages heb ik geleerd dat een dovenschool meer geld krijgt dan een slechthorende school. Dit omdat dove kinderen meer logopedie en gebarentaallessen nodig hebben. CI-kinderen worden steeds meer als slechthorend bestempeld. Dit betekent dat een dovenschool die meer CI-kinderen heeft, minder geld krijgt.
Het niveau van slechthorende scholen is ook laag. Daar bieden ze geen gebarentaal aan en soms NmG. De meeste slechthorende kinderen gaan naar het regulier onderwijs. Daar is het niveau vaak wel goed. Maar zo heeft hij geen contact met `soortgenoten`.
De oplossing zou én naar een dovenschool én naar een `reguliere` school gaan. Zo heb je toch het goede niveau van de `reguliere` onderwijs en ook de lotgenoten contacten.
Het is fantastisch als een doof kind naar het regulier onderwijs kan (met een tolk of andere hulpmiddelen). Maar kan zo`n kind wel alles volgen in zo`n groep? In de groepen zitten ongeveer 30 kinderen. In het doven- en slechthorende onderwijs zijn de groepen veel kleiner + kan het kind meer individuele aandacht krijgen. Probeer dat maar eens in een groep van 30 kinderen, waar het ook altijd lawaaieriger is.
Natuurlijk is elk kind anders en kun je niet alle dove en slechthorende kinderen over een kam scheren. Er zijn dove kinderen die heel goed in de horende maatschappij kunnen meedraaien en er zijn ook CI-kinderen die helemaal niet mee kunnen draaien. Dat heeft te maken met het karakter van het kind en in welke omgeving hij opgroeit
Voor een CI-kind is het goed als je hem stimuleert en zijn gehoor traint. Maar let op dat je niet te ver gaat. Een doof kind is ook altijd heel visueel ingesteld, train daar eens mee.
Probeer zoveel mogelijk visueel te maken en gebruik misschien picto`s of plaatjes voor een dagindeling of emoties. Let ook op zijn sociaal-emotionele ontwikkeling, want die verloopt bij dove en slechthorende kinderen niet altijd goed.
Reacties