Boodschap aan dovemansoren gericht
Dag aan dag en avond na avond rijdt hij de vier noordelijke provincies door, woont vergaderingen bij, bezoekt mensen, preekt in kerkdiensten, geeft catechisatie en leidt gespreksgroepen. Al zijn woorden zijn letterlijk aan dovemansoren gericht. Maar dat vindt ds. A. Dingemanse uit Zwolle niet erg. Het hoort bij zijn vak…en zijn roeping: dovenpastor.
door Frans Ebeltjes
Praten met handgebaren is een tweede natuur voor hem geworden. ‘Het is voor mij moeilijker om zonder gebaren te praten dan met. En ook goed articuleren natuurlijk, zodat dove mensen de woorden goed van mijn mond en gezicht kunnen aflezen.‘
Acht jaar geleden verruilde Adri Dingemanse de preekstoel in de Christelijk Gereformeerde kerk van Assen voor een onopvallende woning in de Zwolse wijk Holtenbroek. Hij werd een van de drie dovenpredikanten van het Interkerkelijk Dovenpastoraat, met als werkgebied het noorden van het land. Vanuit Zwolle kan hij het hele gebied goed bereiken en bovendien makkelijker contacten met zijn twee collega‘s in het midden en zuiden van het land onderhouden.
De zorg voor christelijke doven heeft pas vanaf 1940 binnen de kerken gerichte aandacht gekregen. Een week voor het uitbreken van de oorlog werd de NCBD (Nederlandse Christelijke Bond van Doofstommen) opgericht. Van een organisatie vóór doven groeide de NCBD na de oorlog uit tot een organisatie ván doven. Halverwege de jaren zeventig liet de bond het organiseren van kerkdiensten voor doven over aan een interkerkelijke overkoepelende stuurgroep. Deze stuurgroep kwam voort uit de Christelijk Gereformeerde kerk, de Gereformeerde Kerk (synodaal) en de Hervormde Kerk. De laatste twee zijn inmiddels versmolten tot de PKN. Vanuit elk van de drie ‘bloedgroepen‘ werd telkens een predikant benoemd. ‘Het bijzondere aan deze benoemingen is wel dat de kerken vanaf het begin hun verschillende inzichten opzij hebben gezet en zich gericht hebben op wat hen samenbond, met als grondslag de gereformeerde belijdenis‘, aldus Dingemanse. ‘Elke dovenpastor mag in elke kerk preken en daar ook doop en avondmaal bedienen. Wat dat betreft zijn we verder dan in de ‘gewone‘ kerk.‘
Dingemanse ziet zijn werk als iets waar God hem naar toe geleid heeft, ‘Al in mijn eerste gemeente kreeg ik te maken met dove gelovigen. Ik ben me er in gaan verdiepen, volgde cursussen en leerde gebarentaal. Het was heel bijzonder te ervaren dat ik klaar was voor een taak als dovenpastor toen de vacature bij het dovenpastoraat vacant kwam.‘
Er is inmiddels een heel netwerk van regionale commissies ontstaan. In het noorden zijn die verbonden aan de vier provincies. Plaatselijke kerken werken er in samen met vertegenwoordigers van de doven en de NCBD. De dovenpastor is adviserend lid. De commissies bereiden elk een aantal dovendiensten voor, waarin Dingemanse voorgaat. Zo‘n veertig diensten per jaar, verspreid over het hele noorden. ‘We kennen gecombineerde diensten die speciaal aangepast zijn voor doven, maar ook bijeenkomsten die specifiek alleen voor doven zijn opgezet‘, aldus de Zwolse predikant.
Hulpmiddelen
Bij het voorgaan in een dienst maakt Dingemanse gebruik van moderne hulpmiddelen als Powerpoint en een beamer. ‘Met een combinatie van aflezen (liplezen), gebaren, mimiek, afbeeldingen en geprojecteerde teksten kun je een heel genuanceerd verhaal overbrengen aan doven. Meezingen gaat natuurlijk niet, maar de doven kunnen de teksten wel opzeggen, die gaandeweg het lied per lettergreep via de beamer worden getoond. Met dergelijke hulpmiddelen kunnen we doven echt bij de dienst betrekken.‘
Het dovenpastoraat vormt geen kerkgemeente op zich, maar biedt hulp aan kerken die te maken hebben met doven. Die hulp wordt ook gegeven aan andere kerken, mits die de grondslag van het pastoraat onderschrijven. Dingemanse heeft te maken met ongeveer vierhonderd christelijke doven in zijn werkgebied. Daarbij gaat het niet alleen om kerkdiensten, maar om het gehele palet van (pastorale) zorg. ‘Doven hebben te maken met alles waar niet-gehandicapten ook mee te maken hebben, met daar bovenop nog de effecten van hun doof-zijn. Dat geldt overigens ook voor ouders of gezinsleden. Bijvoorbeeld ouders van een kind dat doof blijkt te zijn moeten een enorme omslag in hun leven maken. Ook mensen die op latere leeftijd doof worden hebben hun persoonlijke geestelijke nood. Binnen de kerken is er ook veel mis gegaan bij de opvang en begeleiding van doven. Niet uit onwil, maar uit gebrek aan kennis. In die leemte proberen wij als dovenpredikanten te voorzien. Soms alleen als verbindende schakel naar het dovenonderwijs, het maatschappelijk werk voor doven of de geestelijke gezondheidszorg voor doven, maar vaak ook door persoonlijke gesprekken.
Bron: Utrechts Nieuwsblad 2 oktober 2004
Reacties