In Uganda: Geen appeltje voor de dorst
Alweer drie en een halve maand zijn de scholen in Uganda gesloten als gevolg van de coronacrisis. Het was een van de eerste maatregelen die door de overheid werd genomen. Het virus was nog niet in Uganda geconstateerd, en de president hoopte het virus buiten de landsgrenzen te houden.
Op een woensdagmiddag kregen we het te horen: op vrijdag gaan de scholen dicht. Die twee dagen waren nodig voor de ouders om hun kinderen op te halen. Want veel kinderen hier, ook op reguliere, horende scholen, verblijven in een internaat.
De crisis in Uganda is niet zozeer een gezondheidscrisis. Het is veel meer een economische crisis. Natuurlijk, allereerst was er de angst voor het virus. Als er zoveel mensen overlijden in welvarende landen, met volop goede gezondheidszorg, wat zal er dan gebeuren in een land als Uganda? Maar nu, ruim drie maanden verder, lijkt het virus nog niet erg hard om zich heen te grijpen. Het aantal besmettingen ligt op het moment van schrijven nog steeds onder de duizend, waarvan zo’n tachtig procent alweer genezen is. Doden zijn er nog niet gevallen.
Voor de kritische lezer: inderdaad, er worden hier minder mensen getest dan in Nederland en we weten nooit helemaal precies of de informatie compleet is. Maar het globale beeld laat zien dat van een grote uitbraak nog altijd geen sprake is. De financiële gevolgen zijn wel groot. Het appeltje voor de dorst, dat hadden veel mensen niet. Dus toen een groot deel van het leven hier tot stilstand kwam (“stay home, stay safe” was de slogan hier), had dat vrijwel direct een impact.
En dat geldt ook voor de dove kinderen waar wij als stichting mee te maken hebben. Dit jaar betalen we voor drieëntwintig kinderen gedeeltelijk of volledig het schoolgeld. Dat is omdat de ouders – in veel gevallen een alleenstaande moeder – het bedrag niet kunnen opbrengen naast de vaste lasten van huur en eten. Voor veel mensen is nu het kleine beetje inkomen dat ze hadden, ook weggevallen. Veel bedrijven hebben hun werknemers niet uitbetaald. Anderen zijn nergens in loondienst; één van de moeders verkoopt bijvoorbeeld houtskool langs de straatkant.
Nu de scholen gesloten zijn, kunnen wij als stichting ook zo weinig doen. Behalve dan deze gezinnen wat geld sturen ter ondersteuning. Het hebben van een doof kind is in Uganda vaak iets om je voor te schamen. Maar nu kan een gezin, dankzij de connectie van dat dove kind met onze stichting, toch weer even vooruit. De dankbaarheid is groot.
Mijn naam is Famke (Nakimuli) Wildeman, 40 jaar, en tolk Nederlandse Gebarentaal. Sinds de zomer van 2016 woon ik in Uganda. Ik werk daar als vrijwilliger op een dovenschool, Uganda School for the Deaf in Ntinda, in de hoofdstad Kampala. Ik geef les en ik zoek sponsors voor kinderen uit armere gezinnen. Ook onderhoud ik contacten met de tolken Gebarentaal. Zie voor meer info over mijn stichting Signs of Hope: www.signsofhope.nl / www.facebook.com/signsofhope.nl
Reacties