Column: Het nieuwe beperken
Ik zit voor het eerst weer in de trein naar mijn werk. Mét een mondkapje. Nu ben ik een verstokte forens die gewend is aan overvolle treinen. Iets met gedrang voor de ingang en schouder aan schouder instappen om een zitplek te veroveren. Vandaag staat er slechts één persoon voor de deur: een conducteur met mondmasker in de gele huisstijlkleur van NS. Hij zegt gedag. Althans, dat denk ik. Want zijn ogen stralen weliswaar vriendelijk naar mij, maar ik kan hem niet verstaan. Ik hoor alleen wat gebrabbel achter het kapje.
Ik krijg het benauwd. Niet in de laatste plaats omdat mijn mondkapje me de adem beneemt. Maar ook bij het idee dat deze situatie het nieuwe normaal is geworden. Het is voor mij normaal dat ik mensen niet altijd goed kan horen, maar ik versta de kunst van liplezen. En nu hangt er dus zo’n lapje voor de lippen.
Oogcontact
Andere reizigers druppelen mijn coupé binnen. Het valt me op dat ik ineens veel meer naar hun ogen kijk. Ze springen eruit boven de verschillende kleuren en stijlen mondkapjes. Wat schuilt er achter die ogen? Is het een knikje van herkenning of verwondering om hoe gek deze situatie is, een blik om gedag te zeggen? Ik lach achter mijn mondlapje en probeer zoveel mogelijk oogcontact te maken. Misschien wordt dit een nieuwe vorm van communiceren. Een leuk mysterieus spel.
Gelukkig kan ik van heel veel dingen de positieve kanten inzien en sta ik open voor avontuur, maar als slechthorende kijk ik ook met gezonde spanning naar de anderhalvemetersamenleving. Want als er geen mondkapje voor zit, dan hangt er wel een stuk plexiglas tussen. En verkopers gaan onverminderd door met het stellen van randvragen over mijn aankopen. Koopzegels of bonnetje erbij, cacao of deksel op je koffie, nog iets te drinken of eten, een handtekening voor ontvangst. En zo stond een winkelier van een boekhandel onlangs mijn boek in cadeaupapier te wikkelen terwijl het helemaal geen cadeau was. Ik had JA gezegd op een vraag die hij niet gesteld had. Ach, een cadeautje voor mezelf is natuurlijk helemaal zo gek nog niet. Maar toch.
Buiten de lijntjes
Bepaalde hardnekkige gewoonten worden nu nog meer zichtbaar dan anders. Zo heb ik de neiging om altijd dicht bij mensen te staan. Niet alleen omdat ik me graag in de nabije omgeving van mensen begeef, maar ook omdat ik ze dan beter kan verstaan. En dat wordt nu natuurlijk genadeloos afgestraft. Tijdens een lesje Body Combat in de buitenlucht werden we bijvoorbeeld vriendelijk verzocht om binnen de lijnen van onze afgetekende vierkanten te sporten. Maar toen een van de medesporters iets aan me wilde vragen en ik hem niet kon verstaan, stapte ik automatisch uit mijn vierkant en bewoog ik naar hem toe om hem te kunnen horen. Ik zag een aarzeling in zijn blik en realiseerde me dat ik de anderhalvemeterregel had overtreden. Toen ik hem uitlegde dat ik slechthorend was, begreep hij mijn toenadering en praatte hij wat langzamer en duidelijker. Zo kan het natuurlijk ook.
Helder en duidelijk
’s Avonds terug bij het fietsenrek van het treinstation sta ik nog wat te sjorren aan mijn fietsslot als ik achter mij ineens iemand hoor zeggen ‘hij staat daarnaast’. Ik kijk achterom en zie een vrouw en jongen met mondkapje staan. Het is tegen 23.00 uur en donker, dus ik kan hen niet heel goed zien. Maar uit oogcontact en lichaamshouding maak ik op dat ze zich tot mij hebben gericht. ‘Oh, heb je het soms tegen mij?’, vraag ik de vrouw. Ze zegt nog iets wat ik niet versta en ik leg meteen weer uit dat ik niet goed kan horen. ‘Oh wacht’, zegt ze. Ze haalt het mondkapje van haar mond en lacht omdat ze was vergeten om hem af te doen buiten. Ze herhaalt dat haar fiets naast die van mij staat, maar verzekert me dat ik niet hoef te haasten. We hebben een leuk gesprekje over mondkapjes en de gekke coronatijd.
Het nieuwe normaal komt met nieuwe beperkingen en obstakels. Het betekent voor mij dat ik nog vaker zal moeten aangeven dat ik slechthorend ben en mensen voor mij rustig en duidelijk moeten praten. Het betekent ook dat er leuke nieuwe vormen van communicatie zullen ontstaan. Meer oogcontact vind ik alvast een leuk bijproduct.
Reacties
Ah, nu vraag ik me even af of je zelf wel altijd rustig en duidelijk praat.
Vaker aangeven dat je slechthorend bent, is niet moeilijk hoor. Ik zeg het zo vaak, maar ik zeg dus alleen dat, met evt. de vraag of ze willen schrijven, en ik laat alle praatinstructies achterwege. Het gaat sneller als je de duidelijker methode aan henzelf overlaat òf als je schrijfmateriaal tevoorschijn haalt. En altijd hopen dat ze dan niet een extra stroom vriendelijke woorden toevoegen of dat ze onnozel in jip-en-janneketaal gaan praten.
Het is overigens niet de nieuwe normaal maar de nieuwe abnormaal, die steeds wat ongunstiger lijkt te worden.